Sinds een paar dagen weet ik het zeker; ook Marco van Basten gaat het bij Ajax niet maken. Kennedy Bakircioglu had ruim een uur om zijn moeder en een wissel lopen schreeuwen in de UEFA-cupwedstrijd tegen Fiorentina, toen de bal op twintig meter van het Italiaanse doel voor zijn voeten viel. Terwijl hij in het eerste uur nog tien seconden nodig had gehad voor een mislukte breedtepass, knalde hij de bal nu zonder nadenken via de onderkant van de lat in de kruising. Ik juichte, samen met vriend Erwin voor de tv, voor de anders zo meelijkwekkende Assyrische Zweed. Jazeker, als er internationaal gespeeld wordt ben zelfs ik voor Ajax.
Kennedy ontweek met een aantal schitterende schijnbewegingen alle medespelers die hem om de nek wilden vliegen en snelde op Marco van Basten af. Kennedy wilde in zijn armen springen. Een nanoseconde lang leek het of Marco Kennedy's avances zou gaan beantwoorden, maar hij kwam niet verder dan twee vingers (één van elke hand) in de zij van de speler die zojuist een magistraal doelpunt had gemaakt! Twee vingers om Bakircioglu af te weren, wel te verstaan. Hoe ernstig is het gesteld met je emotionele huishouding als je niet met je eigen spelers wilt juichen? En hoe ernstig voelde Kennedy Bakircioglu zich afgewezen door zijn trainer? Hij raakte in ieder geval in de rest van de, dankzij hem, met 1-0 gewonnen wedstrijd (weer) geen bal meer. Triest.
Voor mij is juichen het toppunt van leven. Juichen om een doelpunt op de tribune bij FC Utrecht, juichen om een lekkere volley tijdens de competitie op onze tennisclub, of juichen om de overwinning van Obama. Mensen die juichen laten voor even de crisis de crisis en gooien de stress van de wedstrijd, de verkiezingen en het leven er zo ongeremd mogelijk uit. Mensen die juichen kijken vrolijk.
Ik juich, soms in mezelf, vaak hardop, als mijn dochters thuiskomen. Je juicht tenslotte omdat je blij bent. Voor jezelf en/of voor een ander. Eigenlijk zou ik veel harder moeten juichen als Maria thuiskomt. Juichen werkt aanstekelijk. Als iemand begint te juichen gaan er mensen meejuichen. Ze krijgen het gevoel dat ze ergens bijhoren.
Als mensen niet met jou willen juichen, krijg je vanzelf het onbehaaglijke gevoel dat ze niet willen dat jij erbij hoort. Dat lijkt me dodelijk.
Juich dan, Marco, verdomme! Juich met Kennedy, juich met Stekelenburg. Ga voor mijn part oefenen met je hond, maar juich!