En dat terwijl het aan het begin van onze vakantie nog 38 graden was en we het onderweg in een hotelletje in Oost-Duitsland zweetwarm* hadden. Oost-Duitsland ja, want we gingen via Polen omdat papa zonodig de kortste weg wilde. Over de Poolse snelwegen. Die zijn mooi, de Poolse snelwegen! Prachtig; jammer dat het maar van die ongelooflijk korte stukjes zijn. Met de rest zijn ze aan het werk en sturen ze het verkeer uit beide richtingen net zo makkelijk over één rijbaan. Je begrijpt, dat schiet niet op.
Maar je hoort ons niet klagen over het weer en de reis. Dat doen wij liever over de taalgids die - tot onze grote spijt - de internationale betrekkingen tussen Nederland en Tsjechië bekoeld heeft. Leergierig en enthousiast als wij zijn probeerden wij zoveel mogelijk de lokale bevolking in haar eigen taal te benaderen. Om - voor ons - onverklaarbare redenen stelde men dit in het geheel niet op prijs. En dan druk ik me nog voorzichtig uit. Bij de bakker werd ik onder bedreiging van een broodmes de deur uitgezet.
Terug in Nederland wist een kennis ( Martin Simek ), nadat hij het taalgidsje had gezien, ons te vertellen hoe dat kwam.
Bij de bakker dacht ik te vragen: "Goede morgen, lekker weer vandaag. Mag ik alstublieft zo'n wit brood?" Door de aanwijzingen in het boekje vroeg ik echter: "Hé, lui varken, zou je die zwijnenstal van je niet eens een keer schoonmaken?"
En op straat aan een voorbijganger vroeg ik niet: "Mijn Tsjechische geld is op, kunt u mij vertellen waar ik Euro's voor Kronen kan wisselen?" maar: "Ik vind het Tsjechische volk sowieso al stomvervelend, maar jij hebt wel een ontzettend chagrijnige smoel, hè?"
Volgend jaar misschien maar een keer in Nederland op vakantie. Daar weet ik - als ik niet al te veel gedronken heb - meestal wel wat ik zeg.
* Met dank aan José voor het lenen van de uitdrukking