dinsdag

KOP OP? ('Hobbel', gepubliceerd in Straatnieuws, Juli 2007)

Heel langzaam aan begin ik weer uit mijn depressie te kruipen. Een depressie die - bij nader inzien - net zo onvermijdelijk was als de vrolijkheid van de vorige maand.

Elk voorjaar gaan wij voor minstens een week naar Italië, naar het Gardameer om precies te zijn. Daar kijk ik altijd naar uit, naar een thuiskomst in ons eigen appartement van mijn schoonvader in Bardolino. Naar de warmte, de prachtige omgeving en het overweldigende uitzicht vanaf 'ons' balkon over het meer. Met een glaasje wijn of een biertje is het daar wel langer dan een week uit te houden. Maar het onfortuinlijke geval wil dat wij dit jaar voor het laatst geweest zijn. Mijn onnavolgbare schoonvader heeft gemeend 'ons' paradijselijke optrekje na 36 jaar te moeten verkopen. Aan een Duitser nog wel.
Wij hebben hem onterfd.

Ook het meer was van streek. Nooit hebben wij zoveel gedonder gehoord en bliksem gezien als deze week. Luid vloekend liet het meer weten dat het het met deze gang van zaken niet eens is en dat het ons nooit zal vergeten. Wij hielden het zelf ook niet droog toen het automatische hek zich voor de laatste keer achter ons sloot.

Na thuiskomst heb ik een week lang hoofdpijn gehad en ontging de zin van het leven mij geheel. De zin van het leven in Nederland in het bijzonder. Het leven is hier net zo vlak en voorspelbaar als het landschap. En wat is Utrecht een deprimerende stad als je er geen zin in hebt. Mensen flaneren hier niet, ze strompelen. Met hun hoofd omlaag, zodat ze zich beter een weg kunnen banen door bergen hond- en huisvuil en omdat ze hun chagrijnige hoofden proberen te verbergen voor de rest van ons.

Dat moet zo ongeveer de manier geweest zijn waarop ikzelf tijdens de bewuste week van de holiday-afterdip over straat ging. Gelukkig ben ik inmiddels net zo afgestompt als de rest van de Nederlandse bevolking en klets ik weer gezellig mee over de verharding van de samenleving, het broeikaseffect en over welke televisieprogramma's er allemaal veel op elkaar lijken. Trouwens, als je mee wilt praten, moet je om je heen kijken en niet omlaag. Als je het voor elkaar krijgt om niet depressief te worden bij wat je dan ziet, dan doe je (weer) mee met het leven.

Zoals ik al zei, ik begin er langzaam uit te kruipen, want ik weet nog niet zeker wat ik liever doe. Mijn kop in het zand steken en meedoen met de rest van de doorgejaagde meute, of mijn kop begráven en mezelf opsluiten in mijn eigen, miezerige wereldje. Wat zou u doen?

Geen opmerkingen: