donderdag

Utereg me heuvelrug ('Hobbel', gepubliceerd in Straatnieuws, september 2007)

"Ik kom uit Utrecht. Ik woon er en ben er geboren en getogen." Ik hoor het mezelf vaak zeggen alsof dat een enorme verdienste is. Alsof ik mijn moeder heb moeten smeken mij in Utrecht ter wereld te brengen, ik niet mee ben gegaan toen het jonge gezinnetje naar Putten verhuisde en mijn aanstaande Hawaïaanse bruid overgehaald moest worden haar villa aan het gouden strand bij Honolulu op te geven voor een rijtjeswoning in Zuilen.
Terwijl ik niet meer gedaan heb dan niet verhuizen.
Aan de andere kant, er zijn misschien ook wel nobeler motieven te bedenken waarom ik mijn leven lang in mijn geboorteplaats ben gebleven. Zo ben ik een ontzettend trouwe jongen. Mijn vrienden kunnen op mij rekenen, ik ga pas weg bij een werkgever als die failliet gaat of mij weg reorganiseert en mijn vrouw en kinderen blijven voor altijd mijn vrouw en mijn kinderen. Eigenlijk ben ik een plakker. Dat geldt ook voor feestjes en barbezoek: ik moet en ik zal de laatste zijn. Als ik een keer niet als laatste naar huis ga, voel ik mij verplicht hier een passende verklaring voor te geven.

Maar goed, je mag dus zeggen dat Utereg me staetsie is, FC Utereg mijn club en de Dom mijn kompas.
In een melancholieke bui wilde ik een paar weken terug de Dom gaan beklimmen. Als kind ging je naar de stad, kocht een kaartje voor een kwartje en liep naar boven. Dat gaat tegenwoordig anders, werd mij aan de balie van RonDom ('de Poort tot Utrechts Cultuurhistorie', is de ronkende aanbeveling) duidelijk. Je moet nu minimaal een dag van tevoren reserveren, om onder begeleiding van een gids, met veertig man de toren opgekletst te worden. Ongetwijfeld in het Engels en op last van de brandweer. Als er een Boeing binnenvliegt wil de brandweer weten hoeveel mensen er als vermist opgegeven moeten worden. De brandweer is inmiddels de baas in dit land.
En zo stond mijn gezinnetje die dag beteuterd naar boven te staren, hunkerend naar de onbereikbare top als de bergbeklimmer die zijn stijgbeugels vergeten is.

Omdat ik in mijn nieuwe functie als inspecteur wegenonderhoud de laatste weken elke dag over de oostelijke provinciale wegen hobbel, is daar een splinternieuwe wereld voor mij open gegaan. Allemachtig, wat wonen wij in een mooie provincie! Schokkend, dat ik daar na vijfenveertig jaar pas achter kom, maar het is nog niet te laat om ervan te genieten.
Afgelopen zaterdag zijn we meteen de heuvelrug op gegaan, de bossen in, naar de speeltuin van de Piramide van Austerlitz en uit eten in het Jagershuis. Het zal wel burgerlijk zijn, maar wij hebben een topdag gehad.
Ik ben al druk aan het dichten op een provinciaal volkslied.

Geen opmerkingen: