woensdag

Een Braziturkse Kwajongensstreek

Ik heb weer wat te zeuren over een sportcommentator. Als het jullie begint te vervelen, dan hoor ik het wel.
Gisteravond 'deed' Jeroen Grueter PSV-Fenerbahçe. Het grootste deel van de wedstrijd was redelijk om aan te horen, afgezien van de - ineens door iedereen in voetballand gebruikte - lelijke term 'de omschakeling'. Wie dat ooit verzonnen heeft; de omschakeling, alsof ze ineens heel andere dingen moeten gaan doen.
"Wooh jongens, we hebben de bal, we moeten gaan omschakelen. Tering, hoe ging dat ook al weer, die omschakeling?"
Dat moet haast wel bij Louis van Gaal vandaan komen, want die vindt 'een counter' natuurlijk veel te negatief klinken.

Goed, Grueter is dus ook steeds aan het omschakelen en hij heeft het steeds over Péér-es, in plaats van Peréz. Niet zo schokkend allemaal, net als de wdstrijd.
Totdat er een Turkse Braziliaan achter Eric Addo langswandelt en hem een elleboogstoot op zijn achterhoofd geeft. Addo houdt zich in eerste instantie in, zegt iets tegen de Braziturk, deze zegt iets minder aardigs terug, waarop Addo hem in zijn gezicht spuugt.
Dan ontsteekt de altijd kalme Jeroen Grueter ineens in woede. Hij verheft zijn stem.
"Wat die Turk doet, is net over de grens, maar wat Addo doet kan natuurlijk écht niet! Dat doé je niet op een voetbalveld!", roept hij verontwaardigd. Einde citaat én commotie.
Pardon? De elleboogstoot is een geaccepteerd verschijnsel in de voetbalwereld, nu ook al bij commentatoren? Iemand (zonder bal in de buurt) voor zijn harses slaan is inmiddels een lichter vergrijp dan een fluim in de bek als reactie op mishandeling. Kan iemand dat even uitleggen? Jeroen, jij misschien?

donderdag

Utereg me heuvelrug ('Hobbel', gepubliceerd in Straatnieuws, september 2007)

"Ik kom uit Utrecht. Ik woon er en ben er geboren en getogen." Ik hoor het mezelf vaak zeggen alsof dat een enorme verdienste is. Alsof ik mijn moeder heb moeten smeken mij in Utrecht ter wereld te brengen, ik niet mee ben gegaan toen het jonge gezinnetje naar Putten verhuisde en mijn aanstaande Hawaïaanse bruid overgehaald moest worden haar villa aan het gouden strand bij Honolulu op te geven voor een rijtjeswoning in Zuilen.
Terwijl ik niet meer gedaan heb dan niet verhuizen.
Aan de andere kant, er zijn misschien ook wel nobeler motieven te bedenken waarom ik mijn leven lang in mijn geboorteplaats ben gebleven. Zo ben ik een ontzettend trouwe jongen. Mijn vrienden kunnen op mij rekenen, ik ga pas weg bij een werkgever als die failliet gaat of mij weg reorganiseert en mijn vrouw en kinderen blijven voor altijd mijn vrouw en mijn kinderen. Eigenlijk ben ik een plakker. Dat geldt ook voor feestjes en barbezoek: ik moet en ik zal de laatste zijn. Als ik een keer niet als laatste naar huis ga, voel ik mij verplicht hier een passende verklaring voor te geven.

Maar goed, je mag dus zeggen dat Utereg me staetsie is, FC Utereg mijn club en de Dom mijn kompas.
In een melancholieke bui wilde ik een paar weken terug de Dom gaan beklimmen. Als kind ging je naar de stad, kocht een kaartje voor een kwartje en liep naar boven. Dat gaat tegenwoordig anders, werd mij aan de balie van RonDom ('de Poort tot Utrechts Cultuurhistorie', is de ronkende aanbeveling) duidelijk. Je moet nu minimaal een dag van tevoren reserveren, om onder begeleiding van een gids, met veertig man de toren opgekletst te worden. Ongetwijfeld in het Engels en op last van de brandweer. Als er een Boeing binnenvliegt wil de brandweer weten hoeveel mensen er als vermist opgegeven moeten worden. De brandweer is inmiddels de baas in dit land.
En zo stond mijn gezinnetje die dag beteuterd naar boven te staren, hunkerend naar de onbereikbare top als de bergbeklimmer die zijn stijgbeugels vergeten is.

Omdat ik in mijn nieuwe functie als inspecteur wegenonderhoud de laatste weken elke dag over de oostelijke provinciale wegen hobbel, is daar een splinternieuwe wereld voor mij open gegaan. Allemachtig, wat wonen wij in een mooie provincie! Schokkend, dat ik daar na vijfenveertig jaar pas achter kom, maar het is nog niet te laat om ervan te genieten.
Afgelopen zaterdag zijn we meteen de heuvelrug op gegaan, de bossen in, naar de speeltuin van de Piramide van Austerlitz en uit eten in het Jagershuis. Het zal wel burgerlijk zijn, maar wij hebben een topdag gehad.
Ik ben al druk aan het dichten op een provinciaal volkslied.

woensdag

Een genuanceerd stukje over *PIEP*

Wordt dat pleureswijf eindelijk (zelfs) uit de VVD getrapt, zijn we nog niet van haar af. Door alle aandacht voor haar ontslag en de nieuwe 'politieke beweging' van het mens (eufemistisch), kijken we nog elke dag tegen die arrogante harses aan. Ik wordt kotsmisslijk van die zelfingenomen smoel iedere keer. Haar naam krijg ik mijn strot niet meer uit, maar ik zou haar graag hoogstpersoonlijk het land uit trappen. Iran lijkt me wel wat.

Game Over betekent opzouten, loeder!

Als ik tijdens het journaal het onderwerpje over *PIEP* wegens onpasselijkheid mijnerzijds wegzapp, wil mijn vrouw dat ik hem terugzet, wegens interessant. Dat Untermensch met haar benepen mondje en haar benepen meninkjes interessant? Nou moet je ophouden!
Zelfs de minder-weldenkende Nederlander krijgt toch braakneigingen bij het horen van de naam van haar nieuwe 'beweging'? Wat een platte, nietszeggende, rechts-extremistische, fascistoïde VOC-titel zeg! Ik zou bijna kwaad geworden zijn.

Misschien dat we haar in een zak met stenen in één vloeiende 'beweging' rechtdoor zee kunnen dumpen.
Graag. Mijn stem hebben jullie vast.