Zoals jullie (misschien niet) weten ben ik geen enorme kattenliefhebber. Ik heb niet zoveel tegen de beestjes zelf, maar meer tegen de overlast die ze de buurt bezorgen. In augustus 2003 heb ik hier al eens meer over verteld, onder de titel 'Kattenkwaad'*.
Omdat het inmiddels lente is geworden (daar moet ik binnenkort eens iets over schrijven) spelen de poezebeesten weer veel buiten, net als mijn kinderen. Anna en Kitty (de tweeling; ruim anderhalf) doen dat in de tuin. Ze vinden buiten spelen geweldig leuk en dat vind papa erg fijn.
Ze houden zich bezig met fietsen, planten uitgraven, ballen, ergens opklimmen om er af te kunnen vallen en andere fijne spelletjes. Maar hun voornaamste bezigheid is momenteel katten spotten. Dat doen ze met zo'n enorme overgave, dat er momenteel geen kat aan hun alziende oogjes ontsnapt.
kattenspotter A
Deze week hoor ik hele dagen: "Papa, papa, pauw. Pauw!!!"
Het woord pauw komt waarschijnlijk voort uit 'poesje mauw'. Met aandoenlijke geestdrift staan ze samen naar het dier in kwestie te wijzen en 'pau' te roepen totdat hij of zij weer verdwenen is. En dat kan soms lang duren.
Het spreekt voor zich dat papa ook steeds moet komen kijken. Dat mag hij niet missen.
kattenspotter K
Dat heb ik weer, twee kattenspotters in huis!
Je begrijpt dat "ik kan geen kat meer zien" uit míjn mond tegenwoordig wel érg overdrachtelijk opgevat moet worden.
* zie archief
dinsdag
Kattenspotters
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten